Wat is de betekenis van klap?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Klap

m. (-pen), 1. naam van het geluid van iets dat barst of ontploft: toen hij het vuurwerk aanstak, gaf het een geduchte klap ; — (zegsw.) dat is de klap op de vuurpijl, het alles bekronende slot, de kroon op het werk; het hoogste effect; 2. het geluid van iets dat op of tegen iets anders aan slaat: hij sloeg het boek met een k...

2025-07-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

klap

(2019) (< Eng. sl. the clap) (inf.) geslachtsziekte, ghonorroe. • Zambiaanse kerels vinden zo’n droge poes dus lekker maar omdat ze bijna allemaal geteisterd worden door sief, Spaanse kraag, de klap en wat dies meer zij, wordt het virus nóg sneller verspreid. (Rob Hoogland & Arthur van Amerongen: Het grote foute jongensboe...

2025-07-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

klap

klap - Zelfstandignaamwoord 1. plotselinge, luidruchtige slag De oude vaas viel met een luide klap in duizend stukken op de vloer uiteen. 2. een bestraffing door slagen met de open hand Hij heeft vroeger veel klappen gehad. klap - We...

2025-07-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

klap

klap - zelfstandig naamwoord 1. geluid van iets hards dat valt of botst ♢ met een harde klap reed de auto tegen de muur 1. als klap op de vuurpijl [als hoogtepunt] 2. de eerste...

2025-07-25
Papiaments woordenboek

Papiaments woordenboek

klap

drukknoop

2025-07-25
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

klap

gepraat, geklets, gebabbel - iemand aan de klap houden, iemand aan de praat houden - een klapke doen, een praatje maken Er is altijd wel iemand om een klapke mee te doen. Die mix van culturen beschouw ik als een verrijking, niet als een nadeel. - DM, 30-10-2002.

2025-07-25
Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

klap

zie pomp.

2025-07-25
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

klap

Het praten; gepraat, geklets; gekeuvel, gebabbel; met iem. aan de klap zijn; iem. aan de klap houden, aan de praat houden; ook concr.: dat wat men zegt, praat; dat is klap voor de vaak, domme praat; veel klaps hebben, veel praats hebben; slechte, vuile klap (vertellen); (dat is) zotte klap, flauwe praat. Gaarne ... had h...

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-25
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

klap

: een klap draaien (draaide, heeft gedraaid), een klap geven. Oom Willem kwam langs en maakte ons standjes. Baas Hendrik draaide ons af en toe een klap. Maar je kon ook bij ze binnenlopen voor een bord eten (B. Ooft 1969: 93). - Etym.: Vgl. AN ‘een draai om de oren’ = een klap tegen de zijkant van het hoofd. - Zie ook: klappen, slaan.