Keren, draaien
(keerde, heeft en is gekeerd), I. overg., 1. wenden, draaien, iem. of iets in een tegenovergestelde stand brengen, omdraaien: een blad, een kaart keren ; kaas keren, omleggen; een wagen, een schip keren, wenden ; iets achterstevoren, binnenstebuiten, ondersteboven keren; — (oneig.) hoe gij het wendt of keert, het blij...