Kennelijk
KENLIJK, bn. bw. (-er, -st), 1. te kennen, onderkenbaar, onderscheidbaar: een kennelijk teken; — (Zuidn.) niet meer kennelijk, onherkenbaar; 2. gemakkelijk onderkenbaar, herkenbaar: zijn huis is zo kennelijk, gij zult het dadelijk vinden; hij heeft een zeer kennelijk handschrift; 3. goed waarneembaar, duidelijk, baarblij...