Wat is de betekenis van keep?

keep - Zelfstandignaamwoord keep - Zelfstandignaamwoord 1. inkeping, insnijding, kerf 2. (vogels) Fringilla montifringilla een zangvogel uit de familie van vinkachtigen (Fringillidae) keep - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van keepen ♢ Ik keep...

Keep - kepi. Als de keep achterstevoren staat, vraagt men: Is de bataljons­ commandant dood? Een mobilisatiekeep is een lelijk model kepi, verstrekt door het Rijk.Vgl. foerier, kapitein.

Kepen zijn de noordelijke tegenhangers van 'onze gewone' vink. In Nederland broeden jaarlijks enkele kepen, maar om meer dan drie tot vijf paren lijkt het niet te gaan. Hoe anders is het in Fenno-Scandinavië, waar de keep een van de talrijkste broedvogels is. In de winter verblijven grote aantallen Scandinavische kepen in Nederland. Vinken en kepen...

Fringilla montifringilla Linnaeus 1758. Op Vink gelijkende, bij ons op de trek verschijnende vogel met karakteristieke vluchtroep ("kèèèp"). Bij Calkoen 1903 staat: Kep; misschien is dat geen drukfout.ETYMOLOGIE vDE 1993: "etymologie onbekend". Blok 1988 en Boersma 1979 in ViF III daarentegen verklaren dat d...

→ Vinken.

(Fr.: kweak-, berch-, oranjefink). Trekvogel en overwinteraar uit het noorden.

s.; (groef), keep, kerf, kern(e); (vogel), berch-, keep-, kweafink, keep, oranjefink.

I. houden, hoeden; behouden, tegen-, terug-, ophouden; behoeden, bewaren, bewaken, beschutten, verdedigen; er op nahouden, hebben (te koop); onderhouden; vieren; bijhouden [boeken]; zich houden aan; keep one’s feet, op de been blijven; keep one waiting, laten wachten; keep oneself to oneself, erg eenzelvig zijn; II. zich (goed) houden goed bl...

of oranjevink (Fringilla montifringilla), zangvogel uit de fam. der Vinken*. Broedt in N.- en O.-Europa, overwintert hier te lande. Zwart, met blauwachtige glans, kop en keel oranje.