Wat is de betekenis van kaster?

2025-07-23
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

kaster

bn., (vooral gezegd door oude mensen) garstig, ranzig (boter, vet, spek). - Etym.: Het syn. gaster is meer alg.

2025-07-23
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Kaster

landbouwgemeente in België, prov. W.Vlaanderen. 408 ha, 756 inw.

2025-07-23
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Kaster

is een Belgische landbouwgemeente in WestVlaanderen, aan de Schelde, op golvende leembodem, groot 408 ha, met (1949) 736 inw. Vondsten uit het Neolithische tijdperk. In de Middeleeuwen hoorde de heerlijkheid onder de kastelenij Oudenaarde.

2025-07-23
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Kaster

Gem. in de prov. West-Vlaanderen, ten O. van Kortrijk, aan de Schelde. Opp. 408 ha; ca. 850 inw. Kleistreek. Heuvelland. Landbouw. Geregistreerd monument: een landelijk huis van 1520.

2025-07-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Kaster

[Lat. castrum, vesting] gemeente in Westvlaanderen, 408 ha, 804 inw. Landbouw.

2025-07-23
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Kaster

Belg. deelgemeente in de prov. WestVlaanderen (arr. Kortrijk), 4,1 km2, 720 inw. (70 % woonforensen). Het landbouwareaal is vooral akkerland, met enkele grote gesloten hoeven. Kaster was een Romeinse nederzetting op de weg Bavay—Oudenburg; er zijn vondsten gedaan uit de steentijd.