kant, diversen
m. (-en), 1. plaats waar twee vlakken van een voorwerp samenkomen, m.n. met een min of meer scherpe hoek: hij heeft zijn hoofd gestoten tegen de — van de tafel; een schelp met ruwe kanten; de scherpe kanten van iets afnemen, eig. b.v. van planken, (fig.) de zaak, de voorstelling minder scherp maken, verzachten; de ruwe kanten van zijn karakte...