Wat is de betekenis van Kaalkop?

m. en v. (-pen), 1. iem. die een kaal hoofd heeft (schimpnaam); (spr.) men kan geen kaalkop bij het haar vatten; 2. (nat. hist.) naam van vogels met ongevederde, van vissen met ongeschubde kop; 3. (veroud.) Ind. ben. voor een soort van zeebaars (Lates calcarifer) ongeveer zo groot als een schelvis (verbastering van Mal. kakap)....

(1969) skinhead. Vanwege de gladgeschoren schedel van deze doorgaans extreem-rechtse jongeren. In het Engelse slang ook: bonehead. • Skinhead Is letterlijk huidhoofd. Als dat te gek is mag kaalkop ook. Pinda's noemen ze zichzelf vanwege hun gladde ronde bollen. Skinheads zijn anti-hippies. Nee, een week geleden kenden wij ze ook nie...

kaalkop - Zelfstandignaamwoord 1. iemand zonder haar op zijn hoofd ♢ ‘Ach, modes zijn net zo veranderlijk als het klimaat in tijden van CO2,’ zei Patrick. ‘Op een dag keert het schaamhaar in volle glorie terug. Behalve bij die belazerde gelaserde gevallen. Dat worden dan de paria’s van de nieuwe tijd. Net zo...

Kaalkop - vertaling van skinhead (zie skin). Vanwege de gladgeschoren schedel van deze doorgaans extreem-rechtse jongeren. Informeel. Zie ook de Engelse slangterm bonehead. De plaatselijke politieman weet te zeggen dat er maar twee skinheads in zijn woonplaats zijn. Anderen uit Mölln vertellen dat de rechts-radicalen in hun dorp een normaal kapsel...

In toep. op een kale kop, - schedel. Hij zwaaide dreigend met een braadpan: hetgeen, met het toornig rood van zijn kaalkop, een grote opgewondenheid verried, BRULEZ 1950, 181. Opm.: In de standaardt. wel als scheldn. voor een pers. met een kale kop.

iem. sonder hare op sy kop; sonder hare of hoed op sy kop; reguit.

1 m. -koppen inz. Z.-N. (een hoofd zonder haren); 2 m. en v. -koppen (scheldn. iem. met kale schedel).

('ka:l) m. (-pen) 1. iemand met een kaal hoofd : wordt als schimpnaam gebruikt. 2. Verzw. iemand met zeer kort geknipt haar. kaalte ('ka:ltə) v. (-n) 1. Eig. het kaal zijn. 2. Metn. kale, onbegroeide plek.

in Indië naam van een zeebaars, Lates calcarifer, ter grootte van een schelvisch.