Joris
m. (-sen), 1. de Nederl. vorm van Georgius, George, naam van een heilige, Sint Joris, die een draak overwon, de patroon der krijgslieden en der voetboogschutters (vgl. St.-Jorisdoelen), ook van gasthuizen, vand.: bij St. Joris in de kost zijn, voor niets mede-eten ; 2. mansnaam; (spr.) het is een domme Joris; Joris Go...