Joet
telw., (diev.) tien.
Wiktionary (2019)
joet - Zelfstandignaamwoord 1. (Jiddisch-Hebreeuws) tien 2. (Jiddisch-Hebreeuws) tientje Woordherkomst Herkomst: Bargoens Verwante begrippen Hebreeuws: joed, jod, Jiddisj: joed
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Marc de Coster (1998)
de - zijn het slachtoffer zijn. Wellicht afkomstig uit het Bargoens, waar joetook ‘tientje’ bet.
Professor Henry Roskam (1949)
10. Beis joetjes, 20. Hij heeft er al beis joetjes op zitten, 20 jaar. joet bas, 10 stuivers; joet meier, ƒ 1000,-.
Fokko Bos (1914)
joet, - (argot) tien : „joet-beis”: twaalf; „joet-dold”: veertien;„joeter”: tien stuivers; „joetje”: gouden tientje.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: