Jatmoos
(<Hebr.), o., (Barg.) handgeld.
Marc De Coster (2020-2025)
1) (1904) (< Hebr. jad, hand + mo'aut, geld) (Barg.) eerste handgeld van de dag; handgift. Volgens de traditie eerst met wat speeksel bevochtigd en daarna in een afzonderlijk zakje bewaard, als gelukbrenger. Reeds bij Köster Henke (1906). Jan Luitzen (Wie roept de jan-lik-mijn-bord-af even? Plat-Mokumse spreuken, woorden en verhalen. 2007)...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Wiktionary (2019)
jatmoos - Zelfstandignaamwoord 1. (Jiddisch-Hebreeuws) handgeld 2. (Jiddisch-Hebreeuws) eerste omzet van de dag Woordherkomst Herkomst: Jiddisj Verwante begrippen moos
A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)
ook: jatmous [jidd., van Hebr. jad (zie jat), en mo'aut = geld] (volkst.) handgeld; ook: eerste ontvangen geld van de dag.
H. Beem (1975)
in de betekenis handgeld opgenomen in de Nederlandse volkstaal; in het Bargoens heeft het zich ontwikkeld tot een scheldwoord n.l. dief, zwendelaar; blijkbaar door het wegvallen der associaties opgevat als een moos, die jat; zie jadmoos.
Professor Henry Roskam (1949)
handgeld. Heb je wat benosseld, vanavond? Noppes (neen), 'k heb de hele dag getippeld en nog geen jatmoos gehad.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: