Wat is de betekenis van jatmoos?

2025-07-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Jatmoos

(<Hebr.), o., (Barg.) handgeld.

2025-07-27
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

jatmoos

1) (1904) (< Hebr. jad, hand + mo'aut, geld) (Barg.) eerste handgeld van de dag; handgift. Volgens de traditie eerst met wat speeksel bevochtigd en daarna in een afzonderlijk zakje bewaard, als gelukbrenger. Reeds bij Köster Henke (1906). Jan Luitzen (Wie roept de jan-lik-mijn-bord-af even? Plat-Mokumse spreuken, woorden en verhalen. 2007)...

2025-07-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

jatmoos

jatmoos - Zelfstandignaamwoord 1. (Jiddisch-Hebreeuws) handgeld 2. (Jiddisch-Hebreeuws) eerste omzet van de dag Woordherkomst Herkomst: Jiddisj Verwante begrippen moos

2025-07-27
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Jatmoos

ook: jatmous [jidd., van Hebr. jad (zie jat), en mo'aut = geld] (volkst.) handgeld; ook: eerste ontvangen geld van de dag.

2025-07-27
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Jatmoos

(jatmous) handgeld; dief

2025-07-27
Woordenboekje Nederlandse Jiddisch

H. Beem (1975)

Jatmoos

in de betekenis handgeld opgenomen in de Nederlandse volkstaal; in het Bargoens heeft het zich ontwikkeld tot een scheldwoord n.l. dief, zwendelaar; blijkbaar door het wegvallen der associaties opgevat als een moos, die jat; zie jadmoos.

2025-07-27
Boevenjargon

Professor Henry Roskam (1949)

jatmoos

handgeld. Heb je wat benosseld, vanavond? Noppes (neen), 'k heb de hele dag getippeld en nog geen jatmoos gehad.

2025-07-27
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

jatmoos

(Hebr.) o. handgift; t eerste geld op een dag ontvangen.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-27
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

jatmoos

jatmoos leenwoord, alleen in België of Nederland Zie: jat