Wat is de betekenis van Jap?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Jap

m., (Zuidn.) 1. drop (van zoethout); 2. (-pen), scheldn. voor clericaal.

2025-07-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Jap

1) (1910) (inf.) Japanner. Soms ook voor het ganse Japanse volk. • Heethoofden gaan nog een stap verder. Verklaren thans, dat China met Amerika samen moet gaan om het gekuip van de Jappen tegen te gaan. Immers, zeggen zij, Japan speelt een dubbel spel. Met de Russen tracht het op goeden voet te blijven, maar het maait hun terzelfder tijd het g...

2025-07-25
Nederlandse Voornamenbank

Meertens Instituut (2020)

Jap

Verkorte vorm van Jacob. Als mannelijke naam Fries en Zeeuws, als vrouwelijke naam Fries. Mogelijk is er verband met Gabe. Vgl. Jappe.

2025-07-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

jap

jap - Zelfstandignaamwoord 1. Japanner

2025-07-25
Jargon & Slang van Soldaten

Marc De Coster (2017)

Jap

Jap - verzamelnaam voor de Japanners, vnl. de Japanse strijdkrachten te land. Ook wel: de Jappen, de Nip.

2025-07-25
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Jap

I. Jap; II. Japans.

2025-07-25
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

Jap

Jappy, (Eng.) m. Japannees; Jappy, v. N.I. Japanse prostituee.

2025-07-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

jap

I. m. (Z.-N. drop v. zoethout); l. zjap. II. m. jappen, -s (Z.-N. scheldn. clericaal, paap); lees zjap.

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-25
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Jap

of Guap, eiland, behoorende tot de Carolinen (9°30' N., 138°5' O.); ca. 6726 inw. (1933). Japansch bezit. Groote regenval (gem. 325 cm). Boschrijk. Uitvoerproduct kopra.