Wat is de betekenis van Jakob?

zoon van Izak en Rebecca, tweelingbroer van Ezau. Hij is de derde van de aartsvaders (Gen. 25 : 26).

Zie Jacob

Jakob - Eigennaam 1. (mannelijke naam) jongensnaam Verwante begrippen Jakobus, St.-Jacobus

Jakob, zoon van Isaak, een van de aartsvaders, bijgenaamd Israël. Jakobsladder, incidenteel, in een vergelijking met de ladder naar de hemel in Jakobs droom: eindeloos lijkende, tot aan de hemel reikende trap; transportmiddel of laadwerktuig bestaande uit een doorlopende, rondgaande ketting of band waaraan bakken zijn bevestigd, gebruikt onder ande...

Een man die 70 jaar wordt (zie Abraham, Izaak). Jakobsdood In de uitdrukking 'een jakobsdood sterven’= bij volle bewustzijn sterven, zoals de aartsvader Jakob, stamvader van de Israëlieten. Nadat Jakob zijn om hem heen verzamelde zonen toegesproken had 'trok hij zijn voeten terug op het bed en gaf de geest, en hij werd tot zijn...

de derde aartsvader, zoon van Isaak. Na zijn gevecht met een engel (Genesis 32) ontving hij de naam Israël. In de geschiedenis neemt Jakob een belangrijke plaats in; als vader van Jozef liet hij zijn land achter zich en ging in Egypte wonen. Zie Israël; Uittocht.

Jakob (hebr. ja'aqob, betekenis onbekend, misschien een werkwoordsvorm, die oorspronkelijk was samengesteld met een godsnaam) is: 1. de naam van de derde aartsvader, zoon van Isaak en Rebekka. Volgens het geboorteverhaal kwam hij na zijn tweelingbroer Esau uit de moederschoot te voorschijn (Gn 25,19-26). Zijn naam wordt hier verklaard met '...

m -> Jacob (Ook Du.).

die ware Jakob, die regte ding.