Wat is de betekenis van Installig?

2025-07-21
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Installig

bn., (veroud.) een huis installig maken, er zo ongunstig over spreken, dat niemand het huren of kopen wil; — iem. installig maken, bij iem. zoveel kwaad van hem spreken, dat hij alle vertrouwen verliest; installig worden, blijven, zijn koop- of marktwaarde verliezen.

2025-07-21
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

installig

in zegsw.: een huis installig maken, er zo ongunstig over spreken, dat niemand het meer wil bewonen; iem. installig maken, d. i. van hem veel kwaads zeggen.

2025-07-21
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

installig

(in'stallәch) bn. 1. alleen in uitdrukkingen: iemand maken, bekladden, zwart maken; iets maken, er afkerig van maken, het in diskrediet brengen. 2. te vorderen: -e schulden.

2025-07-21
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

installig

installig - in een kwaden roep; „iemand installig maken”: iemand overal het vertrouwen doen verliezen; „een huis installig maken”: zooveel kwaad van een huis vertellen, dat niemand het wil koopen of huren.

2025-07-21
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Installig

INSTALLIG, bn. (w. g.) een huis installig maken, er zoo ongunstig over spreken, dat niemand het huren of koopen wil; iem. installig maken, bij iem. zooveel kwaad van hem spreken, dat hij alle vertrouwen verliest; installig worden, blijven, zijne koop of marktwaarde verliezen; — installige schulden, die men te vorderen heeft.

Gerelateerde zoekopdrachten