Wat is de betekenis van inschepen?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Inschepen

(scheepte in, heeft ingescheept), 1. (personen) aan boord van een schip doen gaan: troepen inschepen; — van goederen ongewoon; 2. zich inschepen, zich aan boord begeven met het doel om de reis mede te maken: vele reizigers naar Indië schepen zich te Genua in;met iem. ingescheept zijn, zitten, (oneig....

2025-07-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

inschepen

inschepen - Werkwoord 1. (refl) zich ~: aan boord gaan van een schip voor een reis ermee Zij scheepten zich in voor de invasie. Woordherkomst van Middelnederlands inscepen; samenstelling van in(bijwoord) en schepen(werkwoord)

2025-07-28
Dromen encyclopedie

Fink (1998)

Inschepen

Het breken met het tot nu toe geleide leven; ons levensschip zal een nieuwe koers gaan varen. Het inschepen symboliseert in zekere zin ook radeloosheid: bij dit droombeeld weet men nooit, waarheen men gaat varen. (Zie ook ‘Rijden’, ‘Reis’, ‘Schip’).

2025-07-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Inschepen

v., (yn)skypje; zich —, oan board gean.

2025-07-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

inschepen

scheepte in, h. (1), i. (2) ingescheept (1 aan boord laden; scheep doen gaan; 2 scheep gaan; zich aan boord begeven): 1. de troepen inschepen; granen inschepen; 2. we schepen morgen in naar Batavia; refl. zich inschepen.

2025-07-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

inschepen

('in) (scheepte in, heeft ingescheept) 1. scheep doen gaan : troepen -. Gez. ingescheept zijn, zich aan boord bevinden of een zaak aangepakt hebben ; zich in iets -, er zich in begeven, er zich aan wagen ; zich -, aan boord gaan. Tgst. ontschepen. 2. aan boord nemen, inladen : goederen -. 3. zich aan boord begeven: morgen schepen wij in.

2025-07-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

inschepen

(scheepte in, heeft en is ingescheept), 1. (personen) aan boord van een schip laten gaan: troepen -; (wederk.) zich aan boord begeven met het doel om de reis mee te maken: vele reizigers naar Indonesië scheepten zich te Genua in; met iemand ingescheept zijn, zitten, (oneig.) zijn gezelschap moeten dulden.

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Inschepen

INSCHEPEN, (scheepte in, heeft ingescheept), aan boord van een schip laden : troepen inschepen; zich inschepen; — zich aan boord begeven met het doel om de reis mede te maken : vele reizigers naar Indië schepen zich te Genua in. INSCHEPING, v. het inschepen.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-28
Zeemans woordenboek

Jacob van Lennep (1865)

Inschepen

b.w. - Een lading of vracht aan boord brengen. De waren zijn ingescheept (zijn aan boord).