insanus
insánus (-a, -um), - van Lat. in, ontk. voorv.; sānus, gezond: ongezond, schadelijk voor de gezondheid.
Dr. C. A. Backer (1936)
insánus (-a, -um), - van Lat. in, ontk. voorv.; sānus, gezond: ongezond, schadelijk voor de gezondheid.
Dr. J.F.L. Montijn (1949)
1. passief: onwijs, onzinnig, dol, waanzinnig. | overdr., (van zaken) woedend, razend, vol onzinnig rumoer, ook = onzinnig -, bovenmatig groot, - hoog, - hevig, en zo het neutr. sing. als adv., b.v. insanum bona porticus, Pl. | in geestvervoering. 2. actief: dol -, waanzinnig makend.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: