Wat is de betekenis van ingoed?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Ingoed

bn., door en door goed.

2025-07-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

ingoed

ingoed - Bijvoeglijk naamwoord 1. buitengewoon vriendelijk en rechtschapen Carina is geheel naar verwachting beeldschoon, ingoed en hoogst begaafd, maar ook al dertig jaar oud. Woordherkomst afleiding van goed (bijvoeglijk naamwoord) met in- (versterkend voorvoegsel)...

2025-07-28
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

ingoed

baie goed.

2025-07-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

ingoed

bn., bw. (in hoge mate goed).

2025-07-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

ingoed

('in) bn. en w. door en door, zeer goed.

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Ingoed

INGOED, bn. zeer goed.

2025-07-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)