Wat is de betekenis van inflecteren?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Inflecteren

(inflecteerde, heeft geïnflecteerd), (<Lat.), buigen; (taalk.) verbuigen.

2025-07-24
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Inflecteren

(inflekteren) buigen; verbuigen (taalk.)

2025-07-24
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Inflecteren

buigen, verbuigen; een klinker lang maken

2025-07-24
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

inflecteren

binnenwaarts buigen, ombuigen, verbuigen.

2025-07-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

inflecteren

→ inflekteren.