Incidenteel
(<Fr.), bn. bw., 1. (als) van een incident, bijkomstig: een zaak van incidentele aard; — (bw.) terloops: ik kan mij daar zo incidenteel niet over uitlaten, zo in het voorbijgaan; de zaak is in de Raad slechts incidenteel besproken, niet principieel; 2. (rechtst.) tussen-, bijkomend : incidentele vordering, tuss...