In een vloek en een zucht
D.i. in een oogwenk; eig. in den tijd, dien men noodig heeft voor een vloek en een zucht. Vgl. De Genestet I, 217: Een vloek en een zucht en de Prins stond gekleed; Nw. School VI, 381: Het vak, waar-ie na een opleiding van een vloek en een zucht in was komen rollen; Falkl. 11: Heit-ie lang geleeje? - Nee man - Die was 'r uit in &...