Wat is de betekenis van Improviser?

2025-07-23
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Improviser

I. improviseren; II. improviseren, zo maar geven, uit de mouw schudden, voor de vuist dichten; op staande voet nemen [maatregel], vlug in elkaar zetten [feest]; III. s’improviser, geïmproviseerd worden; zich ontpoppen als.