Improviser
I. improviseren; II. improviseren, zo maar geven, uit de mouw schudden, voor de vuist dichten; op staande voet nemen [maatregel], vlug in elkaar zetten [feest]; III. s’improviser, geïmproviseerd worden; zich ontpoppen als.
Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)
I. improviseren; II. improviseren, zo maar geven, uit de mouw schudden, voor de vuist dichten; op staande voet nemen [maatregel], vlug in elkaar zetten [feest]; III. s’improviser, geïmproviseerd worden; zich ontpoppen als.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: