Wat is de betekenis van improviseren?

(improviseerde, heeft geïmproviseerd), 1. een rede of voordracht houden, een gedicht voordragen, muziek spelen, die op het ogenblik zelf is bedacht; 2. voor het ogenblik bedenken of inrichten, meest in het verl. deelw. geïmproviseerd (zie ald.).

improviseren - Werkwoord 1. (inerg) iets bedenken zonder vooropgesteld plan ♢ Ik heb geen tekst geschreven voor de toespraak, ik improviseer wel. 2. acteren zonder script. Woordherkomst Naamwoord van handeling van het Franse improviser (met het achtervoegsel -eren)

Een bod verzinnen omdat de hand in het gehanteerde biedsysteem niet adequaat omschreven kan worden.

improviseren - regelmatig werkwoord uitspraak: im-pro-vi-se-ren 1. ter plekke bedenken ♢ de toneelspelers improviseerden een toneelstukje Regelmatig werkwoord: im-pro-vi-se-ren ik improviseer ...

Ter plekke, op dat ogenblik iets onvoorbereid bedenken en/of doen.

Improviseren is: 1) het variëren rond een dansidee of dansmotief; 2) (dans): het maken van bewegingscomposities (zie compositie (2)) uit bestaand of nieuw te vormen materiaal; het kenmerkende van improviseren is dat er een scala aan variaties in de dans 1 ontstaat, terwijl het uitgangspunt nog herleidbaar is; 3) (drama): een vorm van spelen, dramat...

[Fr. improviser, van Lat. im-provisus = on-voorzien, van pro-videre, -visum = voor-zien] een toespraak houden of muziek uitvoeren die al doende wordt bedacht.

onvoorbereid voordragen

voor de vuist dichten, redevoeren, musiceren, enz.