Iemand den nek toekeeren
D.w.z. zich met verachting van iemand verwijderen, zich van hem afwenden; iemand geen blik verwaardigen, hem den rug toedraaien, vooral van de fortuin gezegd; hetzelfde als Iemand met den nek aanzien. Vgl. De Brune, Bank. I, 215; Vondel, Jos. in Egypte, 343; Hooft, Ged. I, 288:De schutsheer zelf Sint Jan, by wien de Bosliê...