Nek
m. (-ken), 1. achterste deel van de hals (bij mensen en dieren): het haar in de nek ; een rode nek ; een hond op de nek kloppen; — (zegsw.) ik heb geen ogen in mijn nek, ik kan niet zien wat achter mij gebeurt; — een stijve nek, ongesteldheid waardoor men het hoofd niet goed kan draaien; (fig.) wederspannigheid, stugheid; — een vo...