Wat is de betekenis van huwelijksgemeenschap?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Huwelijksgemeenschap

v., 1. bijslaap; 2. door het huwelijk ontstane gemeenschap van goederen.

2025-07-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

huwelijksgemeenschap

huwelijksgemeenschap - Zelfstandignaamwoord 1. de gezamenlijkheid binnen een huwelijk bijv. van goederen 2. (seksualiteit) seksuele omgang binnen het huwelijk, geslachtsgemeenschap Woordherkomst samenstelling van huwelijk en gemeenschap met het invoegsel -s-

2025-07-28
Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

huwelijksgemeenschap

huwelijksgemeenschap - geslachtsgemeenschap. Deze vrouw bevestigde, na den doodt van haren echtgenoot, dat de huwelijksgemeenschap tusschen hun lieden niet langer dan twaalf jaren was afgebroken geweest, Natuurk. Beschouwing v. d. Man e. d. Vr. 2, 275 [1772].

2025-07-28
Encyclopedie voor Iedereen

John Kooy (1933)

Huwelijksgemeenschap

tusschen echtgenooten bestaande gemeenschap v. goederen, indien het huwelijk niet is gesloten op → huwelijksche voorwaarden, omvattende alle tegenwoordige en toekomstige baten en goederen, alsook alle schulden v. e/d of beide echtgenooten, zoowel vóór als tijdens het huwelijk aangegaan.

2025-07-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

huwelijksgemeenschap

v., 1. geslachtelijke vereniging van gehuwden; 2. door het huwelijk ontstane gemeenschap van goederen (e); 3. het geheel van de gemeenschappelijke baten en schulden binnen de gemeenschap van goederen. (e) Voor Nederland: ➝ gemeenschap van goederen. België. Uitgaande van de overweging dat het wettelijk stelsel van huwelijksvermogensrecht m...