Huwelijksgemeenschap
v., 1. bijslaap; 2. door het huwelijk ontstane gemeenschap van goederen.
Van Dale Uitgevers (1950)
v., 1. bijslaap; 2. door het huwelijk ontstane gemeenschap van goederen.
Wiktionary (2019)
huwelijksgemeenschap - Zelfstandignaamwoord 1. de gezamenlijkheid binnen een huwelijk bijv. van goederen 2. (seksualiteit) seksuele omgang binnen het huwelijk, geslachtsgemeenschap Woordherkomst samenstelling van huwelijk en gemeenschap met het invoegsel -s-
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Hans Heestermans (1977)
huwelijksgemeenschap - geslachtsgemeenschap. Deze vrouw bevestigde, na den doodt van haren echtgenoot, dat de huwelijksgemeenschap tusschen hun lieden niet langer dan twaalf jaren was afgebroken geweest, Natuurk. Beschouwing v. d. Man e. d. Vr. 2, 275 [1772].
John Kooy (1933)
tusschen echtgenooten bestaande gemeenschap v. goederen, indien het huwelijk niet is gesloten op → huwelijksche voorwaarden, omvattende alle tegenwoordige en toekomstige baten en goederen, alsook alle schulden v. e/d of beide echtgenooten, zoowel vóór als tijdens het huwelijk aangegaan.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
v., 1. geslachtelijke vereniging van gehuwden; 2. door het huwelijk ontstane gemeenschap van goederen (e); 3. het geheel van de gemeenschappelijke baten en schulden binnen de gemeenschap van goederen. (e) Voor Nederland: ➝ gemeenschap van goederen. België. Uitgaande van de overweging dat het wettelijk stelsel van huwelijksvermogensrecht m...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: