huppeldepup, huppelepup
(1923) (sch.) persoon wiens naam niet te binnen schiet; dinges. Vooral populair (en wellicht ontstaan) in soldatenkringen. Variant: huppeldeflups. Soms ook van zaken: de hele huppeldepup. • Jaap had de schitterende lantaren dadelijk op zijn plaats teruggelegd en was de gieter aan de pomp gaan vullen. ‘Tante Huppeldepup’, vrouw Riel...