Houkind
o. (-eren), 1. zuigeling, wicht; kind dat men altijd tot zijn last zal hebben, b.v. een idioot kind.; 2. (gew.) een door de ouders verlaten of te vondeling gelegd kind dat door de overheid wordt uitbesteed.
Van Dale Uitgevers (1950)
o. (-eren), 1. zuigeling, wicht; kind dat men altijd tot zijn last zal hebben, b.v. een idioot kind.; 2. (gew.) een door de ouders verlaten of te vondeling gelegd kind dat door de overheid wordt uitbesteed.
M. J. Koenen's (1937)
o. -kinderen; kind, dat bij vreemden wordt uitbesteed; zuigeling; een kind, dat men altijd tot zijn last zal hebben: een idioot kind blijft een houkind.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Jozef Verschueren (1930)
('hou) o. (-eren) 1. kind dat bij vreemden gehouden, opgevoed wordt. 2. kind dat men altijd tot zijn last moet houden : een idioot kind is een -.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: