Hoed
I. m. (-en), 1. hoofddeksel van zeer verschillende vorm voor mannen en vrouwen, in het alg. echter met een stijve rondlopende rand en met een bol (daarin onderscheiden van een pet) en van een vaste vorm (tgov. muts): een hoge zijden hoed; een vilten, een kastoren, een strooien hoed; een slappe hoed ; een hoed met vere...