hetaeren
(Gr. hetairai, gezellinnen, Lat. amicae, vriendinnen), in het tegenwoordige taalgebruik (waar het een eufemisme is voor ‘dame van lichte zeden’) negatiever dan in de Oudheid. Toen waren de hetaeren, in tegenstelling tot de huisvrouwen, vaak hoogontwikkeld; ze beoefenden filosofie, kunst en literatuur naast muziek en dans.