Wat is de betekenis van helft?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Helft

v. (-en), elk der beide gelijke delen waarin men iets verdeeld heeft of zich verdeeld denkt: de helft van tien is vijf; geef mij de helft van die appel; Salomo zeide: doorsnijdt dat levende kind in tweeën, en geeft de ene (vrouw) een helft, en de andere een helft; — op de helft, halverwege : wij zijn nu op de helft; — voor d...

2025-07-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

helft

helft - Zelfstandignaamwoord 1. één van twee gelijke delen 2. (wiskunde) fractie, voorgesteld door 1/2 Woordherkomst van Middelnederlands helft of helefd, afgeleid van half met ablaut

2025-07-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

helft

helft - zelfstandig naamwoord 1. elk van de gelijke delen die je krijgt als je iets doormidden doet ♢ je krijgt deze fiets voor de helft van de prijs 1. we zijn op de helft [halverwege] ...

2025-07-25
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

helft

- in de helft, op de helft, halverwege.

2025-07-25
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Helft

op de - gaan prostitutie-uitdr. uit het begin van deze eeuw. Voor toelichting zie op het halfjezitten. Uiteindelijk liet ze zich door Joop ompraten en ging weer ‘op de helft’. (Nou en... mijn leven op de walletjes. Door Riek verteld aan Jan A.L.M. Naaijkens, 1986)

2025-07-25
Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

helft

Als iemand wordt uitgescholden, hoor je vaak als reactie: (1) Watje zegt, ben je zelf, (2) Met je kop door de helft, (3) Met je kop door de muur, (4) Ben je morgen lekker zuur. Ik beschouw dit versje als een antwoordvers dat in regel (2) vaak elliptisch is en aangevuld moet worden met de gebiedende wijs val. In...

2025-07-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Helft

s., helt(e); met iem. voor dedelen in winst of verlies, immen heal stean; iem. deder gemaakte kosten vergoeden, immen op healwei tomjitte komme; voor de —, to heal(l)e.

2025-07-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

helft

v. -en; één der twee gelijke delen, waarin iets verdeeld is: de helft v. e. appel, de helft v. e. erfenis; ik ben op de helft; ik verstond de helft niet, een groot gedeelte; meer dan de helft; de helft minder; tot op de helft; zegsw. de andere helft is ook zo, hou maar stil, ’t is genoeg.

Wil je toegang tot alle 18 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

helft

v. (-en; -je) [half] I. Eig. 1. één der twee gelijke delen waarin iets gedeeld wordt : een appel in twee (on)gelijke -en snijden ; meer dan de -; ik ben al over de tot op de -; de minder; wel begonnen is de van ’t werk. Gez. de andere is ook zo, schei maar uit (met je praten); de meer, nog eens zo veel; het scheelt zoveel als...