Wat is de betekenis van Haz?

2025-07-23
Spaans woordenboek (SP-NL)

Dr. C.F.A. van Dam (1948)

Haz

m. schoof, bos, bundel; haces, pl. bijlbundel, lictorenbundel, fasces; troep; f. gezicht, gelaat, aangezicht; goede zijde, voorzijde (van een stof); haz de la tierra, aardoppervlakte; a dos haces, met een dubbele bedoeling.

2025-07-23
Woordenboek Turks-Nederlands

MEHMET KIRIŞ (2024)

2025-07-23
Woordenboek Marokkaans Arabisch - Nederlands

Jan Hoogland, Roel Otten | AUP Amsterdam Univerisity Press