hakmak, hakkemak, hak en mak
(19e eeuw) (Groningen) schorriemorrie, gespuis, slecht volk. Zie ook: hak* en mak. • 't Is al Haegghemans volck van hack en zijns gemack. De laatste woorden is men hier zoo vrij te verkorten tot hakmak, waarmede men dan het minste deel van 't volk aanduidt. (Noord en Zuid. Jaargang 4. 1881) • (H. Molema: Woordenboek der Gron...