Gunstig
bil. bw. (-er, -st), 1. vervuld van of blijk gevend van goede gezindheid (jegens iem.), goedgunstig: het lot was mij gunstig; — iemand, een gunstig oor lenen, welwillend naar hem luisteren; — een gunstig onthaal vinden, goed opgenomen worden ; — een gunstig antwoord, dat een toestemming inhoudt; een...