Wat is de betekenis van Groth?

2025-07-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Groth

(Klaus) Duits dichter, ° 1819, hoogleraar te Kiel, waar hij 1899 †; schreef o. a. Quickborn (1852) in het Nederduits.

2025-07-29
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Groth

Groth - (Klaus), bekend Platduitsch dichter, 1819—99, die voor het eerst ernstige kunstwerken in een Platduitsch dialect schreef. Zijn Quickborn (1852), een verzameling ernstige en vroolijke gedichten, w. o.: Min Modersprak, Ut de ol Kränk, Min Jehann, Nan buten, enz., werd met één slag in en buiten het geheele Nederduitsche taalgebied beroemd; een...

2025-07-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Groth

Klaus, Nederduits dichter, *24 april 1819 te Heide (Dithmarschen), ♱1 juni 1899 te Kiel. Groth was eerst kleermaker, later onderwijzer, kon door een Deense regeringsbeurs gaan studeren en werd in 1866 hoogleraar te Kiel. Zijn hoofdwerk, de dichtbundel Quickbom (1852), maakte de Nederduitse poëzie in heel Duitsland populair. Groth schreef ve...

2025-07-29
Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Groth

Groth (Klaus), een dichter in de platDuitsche taal, geboren den 24sten April 1819 te Heide in het Holsteinsche landschap Dithmarschen, bezocht de kweekschool te Tondern en werd daarna onderwijzer in zijne geboorteplaats. In zijne vrije uren hield hij zich hoofdzakelijk bezig met natuur- en wiskunde. In 1847 legde hij zijne betrekking neder, om elde...