Wat is de betekenis van Grom?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Grom

o., g. mv., 1. het ingewand van vis; — inz. al het afval dat men bij het schoonmaken van vis wegwerpt; 2. (volkst.) kind, kinderen, kroost; — met grom, zwanger; 3. (gew.) bezinksel, drab. moer, dik.

2025-07-24
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

grom

(1860) (ook: grommetje, groemeke) (Barg.) kind(eren). Bij Köster Henke (1906) betekent 'grom': klein en kleintje. 'Dat niese zit met grom': is zwanger. • (A. Aletrino: Handleiding bij de studie der crimineele anthropologie. 1904, woordenlijst achteraan) • ... ikke breng me grommetjes nie noa de hoafelause schaul.... (Isra&e...

2025-07-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

grom

grom - Zelfstandignaamwoord 1. grommend geluid, meestal geen teken van tevredenheid grom - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grommen ♢ Ik grom 2. gebiedende wijs van grommen grom! 3. (bij inversie) tweede persoon enke...

2025-07-24
Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

grom

kind, kinderen, kroost Omstreeks 1860 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, opgesteld door M. Verwoert, indertijd directeur van een gevangenis te Utrecht. Verwoert vermeldt grom in de betekenis ‘klein kind’. Köster Henke geeft in 1906 in De Boeventaal als voorbeeldzin: ‘Dat niese zit met grom’ (‘dat meisje is zwanger...

2025-07-24
Mokums woordenboek

Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)

grom

(~Eng. grume, klonter), kind: Als Arie nog wel eens goedhartig mocht spreken van dat ‘grommetje’ werd-ie dadelijk door tante Da op z’n nummer gezet. ‘Wat is dat, grommetje? ’t Schaap het ’n naam!’ ELSENSOHN 71; met grom zijn, zitten, zwanger zijn: Sau ’t segge was mos se mit grom hebbe geseite f&egrav...

2025-07-24
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Grom

met - zitten Bargoense uitdr. voor ‘zwanger zijn’. Al bij P. Marin: Nieuw Neder-duits en Frans Woordenboek (1707); eveneens bij Bilderdijk, als voorbeeld van (plat) Amsterdams. Koster Henke vermeldt grom in de bet. ‘klein, kleintje’. Grommen, in de zin van ‘kinderen’, vinden we terug in de 18de eeuw, terwijl Kiliaan (1599) al melding maakt van grom...

2025-07-24
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

grom

gegrom, dowwe, brommende geluid maak, brom, knor, pruttel.

2025-07-24
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Grom

s.n., grom (it), gram (it), grim (it).

Wil je toegang tot alle 18 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-24
Boevenjargon

Professor Henry Roskam (1949)

grom

klein.