Wat is de betekenis van grif?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Grif

m., 1. (dicht.) schrijfstift, graveernaald: 2. zie Grift (II).

2025-07-28
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

grif

grif - bijvoeglijk naamwoord 1. wat niet veel tijd kost ♢ hij stemde grif toe Bijvoeglijk naamwoord: grif Synoniemen rap, schielijk, snel, vlug Tegenstellingen langzaam, traag

2025-07-28
Brabants Handwoordenboek

Prof. dr. Jos Swanenberg (2015)

grif

(bn) vlot BM, LC.

2025-07-28
Papiaments woordenboek

Papiaments woordenboek

grif

griffel

2025-07-28
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

grif

gegrif, inkras; vlot.

2025-07-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Grif

adv., grif, wis, fêst, sekuer.

2025-07-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

grif

I. bn., bw.; griffer, grifst (vaardig, vlug, vlot, spoedig gereed): grif in alle dingen, handig; hij antwoordde grif, vlot; alles ging grif van de hand, willig; iets grif toegeven, volmondig. II. m. griffen (griffel 1): griffen met prachtige lange punten.

2025-07-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

grif

I. m. Verh. schrijfstift, graveernaald. II. 1. bn. en bw. (-fer, -st) vaardig, vlot, vlug : met iets zijn; in alle dingen. 2. bw. zonder bezwaar: iets toegeven; alle waren gingen van de hand.

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

grif

bn. en bw.; vaardig, vlug, spoedig gereed: zij is heel met haar tranen, heeft die terstond bij de hand; zijn vraag werd — beantwoord, terstond; zij stemde toe, zonder tegenwerping, of (sterker) met gretigheid; de gehele partij werd verkocht, glad, vlot, vlug.