Wat is de betekenis van grauw?

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Grauw

o., (gew.) hetgeen overblijft bij het uitbraden van vet, kanen.

2025-07-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

grauw

grauw - Zelfstandignaamwoord 1. (m) snauw 2. (n) de grauwe kleur 3. (n) gepeupel, plebs grauw - Bijvoeglijk naamwoord 1. donkergrijs, kleurloos hij was de grauwe Hollandse luchten zat en vertrok naar het zonnige zuiden grauw - Werkwoord 1....

2025-07-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

grauw

grauw - bijvoeglijk naamwoord 1. met weinig licht of kleur ♢ het is vandaag grauw weer 2. vaalgrijs ♢ een ezel is grauw van kleur Bijvoeglijk naamwoord: grauw ... is grau...

2025-07-29
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Grauw

in de -e erwten gevallen Bargoense uitdr. voor ‘mottig, pokdalig’. Opgetekend door Koster Henke.

2025-07-29
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Grauw

(bosb.) Salix amygdalina L., ook wel driebast of amandelwilg genaamd, is met de katwilg, de belangrijkste wilg voor onze griendcultuur.

2025-07-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Grauw

1. s., grau, snau. 2. adj., grau, feal, skiër; (van de lucht), grounich, kald.

2025-07-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

grauw

I. m. grauwen (snauw, hard woord). II. o. (1 de grijze kleur; 2 het gepeupel, omdat het lagere volk, armen en lagere geestelijken inz. grauw droegen): 1. in het grauw gekleed; 2. het grauw kwam op de been. III. bn. (grijs, askleurig): grauwe haren; grauwe erwten; een grauwe wolk; fig. in het grauw verleden; Z.-N. het ziet er grauw van het volk, z...

2025-07-29
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Grauw

Grauw - zie GRIEND.

Wil je toegang tot alle 17 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-29
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Grauw

= gepeupel, daar vroeger de lijfeigenen in een grauwe stof gekleed waren.