Wat is de betekenis van Grasseren?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Grasseren

(grasseerde, heeft gegrasseerd), (<Lat.), zich allerwegen verspreiden, woeden, heersen (van ziekten en epidemieën); zeer veel voorkomen.

2025-07-25
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Grasseren

[Lat. grasari (intensief van gradi = stappen) = gaan, op los gaan, rondzwerven] alg. zich verbreiden en heersen, woeden (van ziekte).

2025-07-25
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Grasseren

zich verbreiden (van ziekten)

2025-07-25
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Grasseren

woeden, heersen (van ziekten).

2025-07-25
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

grasseren

woeden, heersen (van ziekten).

2025-07-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

grasseren

gegrasseerd (Lat. grassari; van ziekten: woeden, heersen).

2025-07-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

grasseren

(gras'se:rən) (grasseerde, heeft gegrasseerd) [Lat. grassari] heersen, woeden : de koorts grasseert.

2025-07-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

grasseren

[→Lat. grassari, woeden] (grasseerde, heeft gegrasseerd), zich allerwegen verspreiden, woeden, heersen (van ziekten en epidemieën); zeer veel voorkomen.

Gerelateerde zoekopdrachten