Graat
v. (graten), 1. been of beentje van een vis : ik zal de haring schoonmaken en er de graten uithalen; pas op, dat er geen graatje in je keel schiet; — (fig.) een graat in de keel hebben, schor zijn ; — er zitten geen graten in, scherts, van spijs die gemakkelijk en snel naar binnen gaat; — (fig.) geen...