graan, (zaadkorrel)
o. (granen), 1. meestal in verkleinvorm, zaadkorrel van de een of andere korensoort; 2. (coll.) de vruchten van graangewassen, koren (e): een zak met —; marktschoon —, gewand en gezuiverd, geschikt om aan de markt gebracht te worden; het — op de halm verkopen, als het nog op het veld staat; 3. het op het veld staande gewas: het...