Wat is de betekenis van gierig (op)?

2025-07-27
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

gierig (op)

1. inhalig, gulzig. Hé daar, klonk plotseling een vrolijke stem, wat is dat voor een ruzie hier? En dat nog wel om een doodgewone bacove. Jullie zijn gierig, hoor (Maynard a: 12). 2. begerig (naar), belust (op). Kom geef mama [hier het meisje van aangesprokene] een zoen en vinger op de mond, dan zal mama je alles vertellen, ja? Zo, thats my...