Wat is de betekenis van Gibus?

2025-07-24
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

gibus

(19e eeuw) (naar de uitvinder, Antoine Gibus, een Parijse hoedenmaker) klaphoed, een cilinderhoed die men opgevouwen onder de arm kon dragen; (Barg.) éénder welke hoed. Vgl. bommerik*; buis*; dekkerik*; donderhoedje*; dop*; driedekker*; driekant*; eitje*; Franse* pot; fruitpan*; hoge* zijden; hondenkot*; kachelbuis*; kachelpijp*; kak...

2025-07-24
Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

gibus

hoed In 1937 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, De Gabbertaal van E.G. van Bolhuis. Ook de Grote Van Dale (2005) vermeldt het als een Bargoens woord, voor ‘hoed in het algemeen’. In de oudere betekenis, ‘cilinderhoed die samengeklapt en onder de arm gedragen kan worden’, is het in 1879 voor het eerst in het Nederlands aa...

2025-07-24
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Gibus

[Fr., naar de uitvinder, een Franse hoedenmaker uit het begin van de 19e eeuw] klakhoed, klapcilinderhoed.

2025-07-24
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Gibus

cilinderhoed; opvouwbare hoge hoed

2025-07-24
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Gibus

klaphoed; klak.

2025-07-24
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gibus

klaphoed.

2025-07-24
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

gibus

gibus, klak, klaphoed.

2025-07-24
Woordenboek Italiaans (IT-NL)

A. Lankhout en J.E. Bas Backer (1951)

gibus

klaphoed.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

gibus

m. gibussen (Fr. klapcilinderhoed; klak, naar den hoedenmaker CHbus). (g = zj).