Wat is de betekenis van getij, getijde?

2025-07-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

getij, getijde

o. getijen, getijden (1 bepaalde tijdruimte, inz. in samenst. met jaar; Z.-N. werktijd tussen de maaltijden; 2 regelmatig terugkerende tijd van het vallen en wassen van het zeewater; 3 R.-K. jaardienst voor een overledene inz. in samenst. met jaar; 4 R.-K. liturgische gebeden, die op bepaalde uren van de dag of nacht gelezen worden, meestal getijde...