Wat is de betekenis van Gelp?

2025-07-24
Brabants Handwoordenboek

Prof. dr. Jos Swanenberg (2015)

gelp

(bn) welig tierend, fris LC.

2025-07-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

gelp

bn. en bw. [msch. ~ geil] Gew. welig groeiend ; de tarwe staat -; -e biggetjes.

2025-07-24
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

gelp

gelp - welig groeiend, tierig.

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Gelp

GELP, bn. bw. (gew.) (van boomen en planten) welig groeiende, tierig: de rogge staat gelp; gelpe tarwe; een gelp land, een vruchtbare akker vgl. GEIL.