Geen snars (of sners)
D.i. geen zier, hoegenaamd niets. Men houdt dit znw. voor eene afleiding van het wkw. snarren (snerren, snirren), hd. schnarren, een hard en krassend geluid maken; het komt in de 17de eeuw naast snirs meermalen voor in den zin van een snelle beweging in: een beker met een snars (in een teug, in een veeg) ui...