gebbe
(1937) (Barg.) gezicht; lijf; mond. Variant: gibbe*. • Gebbe, tronie, gezicht. Zet niet zo'n gebbe, d'r gebeurt niets. (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937)
Marc De Coster (2020-2025)
(1937) (Barg.) gezicht; lijf; mond. Variant: gibbe*. • Gebbe, tronie, gezicht. Zet niet zo'n gebbe, d'r gebeurt niets. (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937)
Meertens Instituut (2020)
Friese naam. Eenstammig verkorte Germaanse naam, die samenhangt met het Nederlands werkwoord geven, in namen oorspronkelijk waarschijnlijk met de betekenis 'gastvrij zijn' (zie geb-, Gabe en Gib). De naam kan echter ook verkort en gereduceerd zijn uit een tweestammige Germaanse naam met ger- ('speer', zie -ger-), waarvan het tweede lid met b- begin...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Wiktionary (2019)
gebbe - Zelfstandignaamwoord 1. (visserij) een vistuig bestaande uit een boom van tenminste 3 m lengte met daaraan bevestigd een vork waartussen netwerk met een maaswijdte van ten hoogste 25 mm is aangebracht. ♢ Hij viste met een gebbe.
Dr. Johannes van der Schaar (1964)
m/v Fri. naam. Eenstammig verkorte Germ. naam, die samenhangt met het Ndl. werk- woord geven, in namen oorspr. wel met de betekenis ‘gastvrij zijn' (zie geb-, Gabe en Gib). De naam kan echter ook verkort en gereduceerd zijn uit een tweestammige Germ. naam met ger- (‘speer1, zie -ger-), waarvan het tweede lid met b- begint, bijv. G...
Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)
Driehoekig nauwmazig net, iets zakvormig gespannen tussen twee aan een stok bevestigde latten, die een hoek van ca. 6o° maken. De G. dient voor het vangen van aasvis, zie Vistuig.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: