Wat is de betekenis van Gebbe?

2025-07-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

gebbe

(1937) (Barg.) gezicht; lijf; mond. Variant: gibbe*. • Gebbe, tronie, gezicht. Zet niet zo'n gebbe, d'r gebeurt niets. (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937)

2025-07-25
Nederlandse Voornamenbank

Meertens Instituut (2020)

Gebbe

Friese naam. Eenstammig verkorte Germaanse naam, die samenhangt met het Nederlands werkwoord geven, in namen oorspronkelijk waarschijnlijk met de betekenis 'gastvrij zijn' (zie geb-, Gabe en Gib). De naam kan echter ook verkort en gereduceerd zijn uit een tweestammige Germaanse naam met ger- ('speer', zie -ger-), waarvan het tweede lid met b- begin...

2025-07-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

gebbe

gebbe - Zelfstandignaamwoord 1. (visserij) een vistuig bestaande uit een boom van tenminste 3 m lengte met daaraan bevestigd een vork waartussen netwerk met een maaswijdte van ten hoogste 25 mm is aangebracht. Hij viste met een gebbe.

2025-07-25
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Gebbe

schepnet

2025-07-25
Voornamenboek

Dr. Johannes van der Schaar (1964)

Gebbe

m/v Fri. naam. Eenstammig verkorte Germ. naam, die samenhangt met het Ndl. werk- woord geven, in namen oorspr. wel met de betekenis ‘gastvrij zijn' (zie geb-, Gabe en Gib). De naam kan echter ook verkort en gereduceerd zijn uit een tweestammige Germ. naam met ger- (‘speer1, zie -ger-), waarvan het tweede lid met b- begint, bijv. G...

2025-07-25
Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

GEBBE

Driehoekig nauwmazig net, iets zakvormig gespannen tussen twee aan een stok bevestigde latten, die een hoek van ca. 6o° maken. De G. dient voor het vangen van aasvis, zie Vistuig.

2025-07-25
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Gebbe

schepnetje aan een gaffelstok om vis te vangen

2025-07-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Gebbe

s., gêbbe, peasjou.

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

gebbe

v. -n (visnet; schepnet aan een gaffelstok).