Wat is de betekenis van Geba?

2025-07-29
Woordenboek der oudheid

Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)

GEBA

Geba (hebr. geba: heuvel) aan de noordgrens van Juda nabij Anatoth, tegenover Michmas (1Sm 13,3; 14), door Joz 18,24 bij Benjamin gerekend, priesterstad (Joz 21,17; 1Kr 6,45; vgl. Neh 12,29), door Asa versterkt (1Kg 15,22; 2Kr 16,6), in postexilische tijd door Benjaminieten bewoond (Neh 11,31), nu edgeba'. In Ri 20 is Gibea bedoeld, in 2Sm 5...

2025-07-29
Bijbelse encyclopedie

Prof. dr. F.W. Grosheide (1950)

GEBA

„heuvel”; in de vrouwelijke vorm Gibea, een stad volgens Jes. 10 : 29 ten N. van Jeruzalem gelegen; het wordt daar onderscheiden van Gibea Sauls. Vermoedelijk is dit G. het huidige Dsjeba, 9 km NNO. van Jeruzalem, 3 km ten O. van Rama. Waarschijnlijk is dit G. wel hetzelfde als Gibea Benjamins, 1 Sam. 13 : 3, 15. G. was een grenspost van het rijk v...

2025-07-29
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Geba

Geba - zie onder → Gabaa.

2025-07-29
Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Geba

(heuvelstad), priesterstad in den stam Benjamin (Joz. 18 : 24; 21 : 17), beroemd door de heldendaad van Jonathan (1 Sam. 14). Door Asa versterkt (1 Kon. 15 : 22; 2 Kron. 16 : 6). Het was de Noordelijke grensstad van Juda. Geba was misschien het tegenwoordige kleine dorp Dscheba aan de Wadi Suwenit.

2025-07-29
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Geba

Geba - (Hebr. „heuvel”), hetzelfde als Gibea.

2025-07-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gèba

→Gibea.