Wat is de betekenis van gard (garde)?

2025-07-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

gard (garde)

v. garden (roede, stok): hij moet de gard nog hebben, onder tucht staan.

2025-07-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

gard (garde)

v./m. (-en), 1. een bosje rijshout, vroeger gebruikt om kinderen als straf mee te slaan m.n. door de onderwijzer; (fig.) plak en ontwassen zijn, een schoolmeesterlijke leiding kunnen ontberen; m.n. de gard die in plaats van lekkernijen op sinterklaasavond aan ondeugende kinderen gegeven wordt: maar o wee wat bitt’re smart, krijgen wij voor ko...