Gagner
I. winnen, verdienen, behalen, vermeesteren, verkrijgen, verwerven, ’t winnen van, omkopen, op zijn hand krijgen, overhalen, krijgen, oplopen, bereiken, gauw opzoeken [schuilplaats], kiezen [zee], overslaan op, overvallen [v. nacht], bevangen [v. koude, onrust]; bekruipen [v. slaap]; gagner barre sur qn., iem. de baas worden; gagner les champ...