Frans, (taal)
I. bn., van, uit Frankrijk; van de Fransen: het Franse leger; een Franse eed, lichtzinnige belofte, die men niet denkt te vervullen; de Franse tijd, de periode van de overheersing van de Fransen in de Nederlanden (1795-1813); met de Franse slag iets doen, zich met de Franse slag van iets afmaken, haastig, zonder de nodige zorg; (ook) hij legt er de...