Flexĭo
ōnis, f. buiging. | overdr., buiging, (van de stem) afwisseling, modulatie; deverticula flexionesque, uitvluchten en kromme sprongen, Cic.
Dr. J.F.L. Montijn (1949)
ōnis, f. buiging. | overdr., buiging, (van de stem) afwisseling, modulatie; deverticula flexionesque, uitvluchten en kromme sprongen, Cic.
Herman Pinkhof (1923)
(Lat., buiging), 1. in de physiologie, de door de buigspieren veroorzaakte beweging. 2. in de leer der vrouwenziekten, F. uteri, inknikking van de baarmoeder op de grens tusschen lichaam en hals, hetzij vóórover (anteflexio), achterover (retroflexio), of zijwaarts (lateroflexio).
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
dr. H. Pinkhof (1923)
(Lat., buiging), 1. in de physiologie, de door de buigspieren veroorzaakte beweging. 2. in de leer der vrouwenziekten, F. uteri, inknikking van de baarmoeder op de grens tussen lichaam en hals, hetzij vóórover (antefléxio), achterover (retrofléxio), of zijwaarts (iaterofléxio).
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: